item1a
item1

Een van de mooiste foto's van het begin van de Wieringermeer: een proefaanplant met jonge bomen en struiken. Het land is vlak en de wind en het stuifzand hebben vrij spel. Op de voorgrond zijn het zand en de schelpenvan de voormalige Zuiderzeebodem goed te zien. Doel van de proefaanplant was onderzoeken wat zou gedijen in de Wieringermeer en wat niet.

Robbenoord- en Dijkgatbos

Copyright REactivity 2011

uitsnijdingrobbenboordbos1932

Bij de opzet van de Zuiderzeepolders waarvan de Wieringermeerpolder de eerste was had men nagedacht over de inrichting van de polder. Natuurlijk was het land primair bedoeld voor de voedselproductie. maar het landschap moest ook gevormd worden om de bevolking die zou komen wonen te accommoderen. In 19 28 had het Nederlandsch Instituut voor Volkhuisvesting en Stedebouw het rapport Het toekomstig landschap der Zuiderzeepolders uitgebracht waarin een beeld geschetst werd van hoe het landschap er uit zou moeten komen te zien. Het rapport was ruim van opzet en ging in op de rol van dorpen, wegen en de bijbehorende beplanting. En er werd ook gepleit voor een bos waarbij niet alleen de houtproductie en de landschappelijke schoonheid van belang zijn maar het bos dient ook om de bewoners luwte en warmte en recreatie te bieden.

Begin 1930 had de Wieringermeerdirectie Staatsbosheer advies gevraagd met betrekking tot de beplanting en bebossing van de polder. In zijn boek De “groene” IJsselmeerpolders beschrijft A.J Geurts de reactie van Staatsbosbeheer: “Op 4 augustus reageerde Staatsbosbeheer op de uitnodiging van de Directie van de Wieringermeer. De zandgronden in het noordoostelijke deel van de polder kwamen volgens hem inderdaad voor bebossing in aanmerking. Een bosgebied op die lokatie zou van grote betekenis kunnen zijn voor de houtvoorziening van de land- en tuinbouwbedrijven in de polder en het aangrenzend deel van Noord-Holland, als ontspanningsoord voor de bewoners van de streek en als windbreker.”. Dat laatste is overigens nauwelijks een argument voor de aanleg van een bos aangezien het alleen als windbreker effectief zou zijn bij een Noordoosten wind terwijl de de overheersende windrichting Zuid tot West is. Ook het recreatieve argument speelde nog geen overtuigende rol, dat zou pas bij de aanleg van de Noordoostpolder en Flevopolder gebeuren (Uiteindelijk nam het Robbenoordbos maar 2% van de polder in beslag terwijl in de latere polders dit percentage aanzienlijk hoger was).

De aanleg van het bos lijkt dan ook vooral uit pragmatische redenen plaats te hebben gevonden, met de resterende zandgrond viel weinig te doen (van de oorspronkelijk geplande 750 hectare bos bleef zo'n 415 hectare over; de rest werd alsnog ontgonnen en als grasland gebruikt ) en door de samenkomst van de verschillende tochten zou verkaveling lastig zijn.

Als naam voor het aan te leggen bos werd Robbenoord gekozen. Afgeleid van de zandplaat "Robbeplaat" die er voor de drooglegging in de Zuiderzeehad gelegen. Wat betreft de keuze van bomen en struiken was men pragmatisch. De landschapsarchitect Jan Thijs Pieter Bijhouwer hanteerde het principe dat de grondsoort het bedrijfstype bepaald en ook wat er het beste groeit. Natuurlijk had men een aardig beeld van wat wel en niet geschikt was door te kijken naar wat er op gelijksoortige grondsoorten elders gebeurde. Maar het betrof hier wel nieuw –net drooggelegd- land dus het kon geen kwaad om zaken uit te proberen. In het voorjaar van 1931 -Nog geen jaar na de drooglegging van de Wieringermeer op 21 augustus 1930- begon men met het aanleggen van diverse proefbeplantingen.

Het Utrechts Nieuwsblad meldt op 10 november 1934 het volgende over de voortgang: "Hoewel in het eerste jaar nog wel eenige zoutschade optrad, hebben deze beplantingen zich toch bevredigend ontwikkeld. Uit den aard was de keuze van de houtsoorten met het oog op het zoutgehalt van den bodem beperkt: els, wilg, abeel, populier, duindoorn, olijfwilg, tamarix. Het volgend jaar werd de proefbeplanting uitgebreid met een grooter aantal soorten. Ook deze ontwikkelden zich grootendeels bevredigend . In het voorjaar van 1933 werd voor het eerst meer in het groot tot den aanleg van beplantingen overgegaan voornamelijk langs wegen, kanalen , bij boerderijen en op overhoeken in het gedeelte van den polder, waar de bodem voldoende ontzilt bleek (zandgedeelte). In 1934 is met deze beplanting voortgegaan. In enkele jaren zijn er reeds zeer aantrekkelijke plekjes ontstaan."

Zeekaart van de Zuiderzee uit 1909, èèn van de weinige kaarten waarop de naam Robbeplaat terug te vinden is (rechts en iets naar beneden van de plaatsnaam Den Oever en inderdaad op dezelfde plek als het latere Robbenoordbos)

Robbenoord- en Dijkgatbos

Copyright REactivity 2011-2012

Robbenoord- en Dijkgatbos

AlarmArrowRighticoncopy
AlarmArrowLefticongrcopy
FSM011993243Xmetrobbeplaat